Translate

maandag 6 augustus 2012

Kunst route

We hebben besloten de “kunst route” te lopen. “We” zijn schrijfster dezes en haar moeder. Niet zomaar een kunst route, nee, een heel speciale route die zou eindigen bij de Sint Pieter. U begrijpt het al, wij bevinden ons in Rome en het is 1972, maar dat maakt niet uit, kunst is tijdloos en tenslotte heeft Rome de reputatie van “Eeuwige Stad”.
Mijn moeder legt tijdens het avondeten in ons pension een kleine kaart op tafel, “Kijk,” zegt ze, “Dit is een leuke route, bijna vanaf ons pension, helemaal naar de Sint Pieter, langs bijzondere punten, kapelletjes, kerken met unieke beelden, historische gevels, huizen vol historie, laten we die morgenochtend gaan lopen.” Ze heeft een potloodlijntje getrokken zodat we onze weg makkelijk kunnen vervolgen en op een briefje mijlpalen aangetekend, grote kruispunten en bruggen waardoor we niet hoeven te verdwalen. Ik stem enthousiast met het plan in en we komen overeen dat een vroege start het beste zal zijn, nietwaar, de stad is nog stil, met die aparte stemming van een stad op het punt van ontwaken en bovendien zou de temperatuur draaglijk zijn.

Half zes, daar staan wij buiten het pension, op gerieflijke gympen, de route in mijn moeders hand, schoudertassen met meeneem dingetjes schuin om het lichaam. Heb ik al gezegd dat Italiaanse mannen in die dagen geen geheim maakten van hun testosteron (en wie weet is dat nòg wel zo)? En dat ik een mooie meid ben en mijn moeder een rijzige aantrekkelijke verschijning? Maar waarschijnlijk maakt het niet eens uit, twee onbegeleide vrouwen waar “toerist” op staat is misschien al genoeg om de ogen hun gang te laten gaan en de handen niet minder. Toch slaan we ons er goed doorheen tot nu toe.
Maar laat ik niet afdwalen, we beginnen aan onze speciale Kunst Route. Mooi roze dageraad, hier en daar de geur van brood uit een openstaande bakkerij. Het eerste punt op de lijst komt in zicht, een schattig kapelletje, uit de Romaanse tijd. We gaan door de eikenhouten boogdeur. Ik rust uit op een bankje in een nis, pal tegenover het beeld van de madonna gehuld in een wit satijnen onderjurk, goedkoop merk, dat zie je zo. Ik geniet van de stilte. Maar niet voor lang, ineens is daar de hand van mijn moeder op mijn schouder, “Kom, we moeten hier weg,” zegt ze met een knikje naar rechts - ik volg haar blik en zie een knielende man pal achter mij, zijn linkerhand ligt devoot tegen zijn borst, zijn gezicht vertoont een uiterst devote uitdrukking, maar zijn rechterhand gedraagt zich heel anders.
“Zou je ze niet, stelletje hypocriete toffelemonen, laat de ene hand niet weten wat de andere doet!” sist ze en gebaart mij mee te gaan. Ik maan haar tot rust, enigszins gegeneerd, enkele andere bezoekers kijken verstoord, maar ze wordt nog bozer, “Ja wat ‘kalm’? IK heb niks gedaan, je moet die vent daar aan z’n jasje trekken!” dit laatste met stemverheffing.

We zijn weer op straat en vervolgen onze weg. Mijn moeders humeur wordt er niet beter op, temeer daar er steeds meer mannen op straat verschijnen, rasechte Italianen, die er, zoals gezegd, geen geheim van maken dat wij hun testosteronspiegel omhoog brengen.

“Snap je dat nou,”foetert mijn moeder, “Ze zijn nog maar amper uit bed, de slaap zit ze nog in de ogen en daar verdwijnen die handjes weer in de broekzakken, ik denk dat de biechtstoelen hier overbezet zijn!”
Vanachter ons komt de bedaarde stem van een landgenoot: “Maar u weet natuurlijk niet wat ze daar in dat bed hebben liggen!”
In het voorbijgaan geeft hij ons een vette knipoog en mijn moeder is zo goed niet of ze moet toch lachen.
We bekijken het ene antieke kunststuk na het andere, verweerde tegels tegen brokkelige muren, een eeuwenoud steegje (heel smal en vol met Italiaanse marktkooplieden, mijn moeder vindt dat wij ons daar niet mogen wagen) en wederom staat er een oud kapelletje op het programma. We betreden het koele interieur, er is niemand. Prachtige glas in lood ramen kijken op ons neer, kaarsen staan ernstig te branden, beelden poseren in nissen, de geur van wierook dringt onze neusgaten binnen... kortom, hier kunnen we even bijkomen van de overmatige aandacht der Italianen, ja we zijn gewilder dan hun eigen kunstschatten!
We gaan zitten op een keiharde bank, maar het deert ons niet, rust is rust. We fluisteren over de unieke ramen, kijken om ons heen, zuigen de zoete wierook diep in onze longen. Een geluidje achter ons... voorzichtig, zoals het schichtige mensen betaamt, kijken we om. Een uit de kluiten gewassen jonge Italiaan maakt merkwaardige, maar bekende bewegingen, onderuit gezakt op het strenge hout.
“Hee, hou je op, smeerlap!” roept mijn moeder en springt overeind.
Haar uitroept weergalmt door de schemerige, hoge ruimte, echo na echo na echo.
Wanneer de laatste “smeerlap” is weggestorven, zijn we de boogdeuren gepasseerd, de man achter ons latend die bij alle commotie zijn rechterhand onverstoorbaar door liet gaan.
Verbeten vervolgen we onze kunst route, de zon staat al een eind hoger, het wordt warmer. Mijn moeder oppert allerlei psychologische theorieën over de, laten we zeggen “hitsigheid” van onze gastheren, tenslotte houdt ze het op het befaamde zuidelijke temperament en... de verregaande verwennerij waar kinderen van het mannelijk geslacht in deze mediterrane streken op mogen rekenen: “Ga maar na, als jou met de paplepel wordt ingegoten dat jij alles mag, kijken, kijken, en aankomen... hoe gaat zich dat ontwikkelen denk je? Want we zien het, het grijpt maar raak, en kunnen ze niet aan jou komen, dan grijpen ze in godsnaam maar hun eigen kruis, en God vergeeft in het biechthokje!” en zo oreert ze door, daarbij giftige blikken werpend op de voorwerpen van deze tirades.
“Gezonde sjans is echt heel iets anders, als je dat maar weet,” drukt ze mij op het hart. Ik neem het direct aan om mijn moeders algehele boosheid niet aan te wakkeren.

Tenslotte doemt de Sint Pieter op! Even vergeten wij alles om ons heen, wat een imposant gezicht op dit hoofdkwartier van het grootste “oplichtersnetwerk ter wereld” zoals een vriend van de familie het katholicisme omschrijft. Wij staan stil en laten onze ogen over het plein dwalen, vrij leeg, de meeste toeristen zitten nog aan het ontbijt, het is pas acht uur. Dan rukken we op over het plein naar het brede bordes onderbroken door reusachtige pilaren. Tussen de pilaren door zien we figuren aan het werk, het zijn de vegers die onophoudelijk de glanzende stenen vloer met hun bezems aanvegen, van voor naar achter en van links naar rechts. Maar... de ingetogen vegers zijn niet de enige op het bordes: vanachter de tweede pilaar links springt een man vlak voor ons, we schrikken ervan. Aan zijn schouder bungelt een leeg uitziend Pan Am tasje, in zijn rechterhand bungelt zijn lid dat er ook niet al te vol uitziet. Mijn moeder laat nu alle reserves vallen en geeft haar woede de vrije loop: “Maak dat je weg komt, vuilak! Ga verdomme in je eigen wc staan te rukken, idioot!”
“Maar hij doet het voor ons, niet voor de wc mama,” zeg ik, wijzend op het onlogische van haar woorden.
Ze luistert niet en zet grote stappen in de richting van onze man met het lege tasje. De potloodventer is werkelijk enorm geschrokken, hij ziet bleek en blaast haastig de aftocht, struikelend rent hij de trappen af. Mijn moeder haalt diep adem en stuurt hem dan haar punchline achterna: “En je kùnt het niet eens, SLAPPELING !!!”

De vegers zien niet op of om. Enkele van hen zijn inmiddels begonnen met het afstoffen van de kunst in de basiliek.

Amsterdam, zondag 5 augustus 2012

©MabelAmber®