Een recht hartelijk goedendag!
Dit zeg ik tegen mijn nieuwe lezerspubliek op Mainport Art. Mij is gevraagd door de beheerders van deze site om een column te verzorgen, min of meer regelmatig. Ik heb dit verzoek beschouwd als een eer en onder dankzegging eervol geaccepteerd.
Mijn naam is Mabel Amber, althans waaronder ik publiceer, woon in Amsterdam, waar ik ook ben geboren. Ik schrijf omdat ik moet schrijven, fotografeer omdat ik moet fotograferen, vijfentwintig jaar lang getekend omdat ik moest tekenen en leef omdat ik moet leven.
Ben voornemens mijn gebruikelijke felle toon speciaal voor deze “doelgroep” - een term waar ik enorm van hou, dat begrijpt u - enigszins te temperen. Dus dan weet u dat u alles wat ik hier zeg met op z’n minst tien korrels zout minder moet nemen, lees: het is allemaal waar en erger.
Ik wilde aftrappen met een relaas van alle voorwerpen die ik in de loop der tijd heb vernield. Hoe kom ik hier zo bij, zult u denken, nou, ten eerste omdat ik zo’n lijstjesmens ben, u weet wel, die mensen die het niet kunnen laten om alle films waar ze het afgelopen jaar naar toe zijn geweest geordend op een lijst zetten, campings die ze bezochten, hotels waar ze sliepen enz. en een tweede reden vormt het bezit van de laptop waarop deze column tot stand komt.
We horen allemaal wel eens van zus of zo die de computer uit het raam gooide, zomaar op een heldere avond, pardoes op straat. En we weten ook allemaal dat deze geschiedenisjes, doorgaans met onfortuinlijke afloop voor het gewraakte apparaat, volkomen in overeenstemming met de waarheid zijn. Onwillige computers vormen voor hun eigenaren die “er” niet voor geleerd hebben, een eeuwige bron van moderne ergernis. Uiteraard weet uw berichtgeefster daarvan mee te praten, mede ook gezien haar evenredige gebrek aan geduld en haar ingeboren driftigheid. Is het een wonder of is het geen wonder, dat ditzelfde apparaat waarop ik nu tijp na vijf hele jaren nog steeds leeft? Het is een wonder.
Maar...dezelfde voorspoed was niet weggelegd voor 1. een Olivetti schrijfmachine; 2. een Singer trapnaaimachine; 3. een Raleigh damesfiets; 4. diverse radio toestellen van verschillende merken; 5. een handgemaakt broekpak.
Laat ik bij het begin beginnen. De Olivetti schrijfmachine was van het onverwoestbare type, vervaardigd om een schrijversleven lang mee te gaan, zoals duidelijk te zien is op de foto:
Maar evenzogoed heeft hij het toch moeten afleggen tegen mijn verwoestende woede, nadat ten derde male binnen één maand een of ander veertje niet meer veerde, waardoor de wagen eveneens dienst weigerde. Ik leunde achterover in mijn stoel, keek enkele ogenblikken met nietsziende ogen voor me uit, stond toen op, pakte de gereedschapskist en haalde er een klauwhamer uit die ik vervolgens deed neerkomen op de Olivetti. Ik herinner mij dat ik met volle teugen genoot van mijn wraak op dit Goddeloze voorwerp wat het waagde mij dwars te zitten, en niet één keer, nee, voortdurend werd ik getart door het grijsgroene monster! Een regen van slagen daalde neer op dit monument van technisch vernuft om het te reduceren tot een zielig verwrongen wrak: de letters hulpeloos uitgestoken in de lucht, omhaalarm uit de kom gedraaid, de toetsen deels weggeslagen tot in uithoeken van het vertrek, de rol was over de gehele lengte lelijk gebutst en de zware gietijzeren kast vertoonde vele diepe deuken. Men zegt dat een mens over grote krachten beschikt in momenten van woede en angst. Dat moet dan wel.
Het is duidelijk dat ik voor de Olivetti minder respect heb gehad dan voor de Toshiba laptop, en hoe zou dat komen? Alleen vanwege de prijs? Maar de 200 gulden die ik toen als studente uitgaf aan de Olivetti was te vergelijken met de vijftienhonderd euro die ik moest uitvorken voor de Toshiba, dus de prijs zal niet de enige reden zijn waardoor ik mij nog steeds niet aan laatstgenoemde heb vergrepen. Om te zeggen dat deze mij dan zeker minder kwaad heeft gemaakt is even onwaar als de bewering dat een fundamentalistische moslim niet boos wordt om westerse bespottingen van Allah. Tandenknarsend heb ik wel achter het scherm gezeten, tranen van wanhoop brandden achter de oogleden, aanzwellende woede in mijn hart en bloed. Toch weerhield “iets’ mij ervan om in te hakken op het koppige ding dat mij zo wist te tarten.
Wat is het, dat mij er tot nog toe van heeft weerhouden deze Toshiba af te tuigen tot de dood er op volgde? Het antwoord ligt voor de hand: hef ik mijn hand op tegen mijn computer en ik zal mezelf treffen.
Dat is natuurlijk een subjectief gevoel - de mensen die tenslotte het ding wel uit het raam smijten zijn ofwel nog bozer dan ik of anders ontbreekt bij hen de onzichtbare maar niettemin onverbrekelijke navelstreng die hen verbindt met hun computer. Aan het begin van de jaren tachtig begon de computer zoetjesaan uit de kast te komen, pioniers schaften zich een personal computer aan en dikke boeken over het nieuwe fenomeen kwamen op de markt. Mijn moeder was verbaasd en zelfs enigszins geschokt door de antropomorfe benadering die sommige schrijvers aan de dag legden ten aanzien van de computer: ze dichtten het diertje allerlei menselijke eigenschappen toe, een eigen geest die weldra zelfstandig zou kunnen functioneren en zelfs kon het menselijke ziektes oplopen via...een virus! “Het moet niet veel gekker worden,” verzuchtte mijn moeder, de toenmalige bijbel voor de computergebruiker op haar knieën, ik meen “Groot Computer Handboek” geschreven door een zekere Veen of iets met “Veen” in de naam.
Of het nog veel “gekker” is geworden laat ik ter beoordeling over aan informatica-filosofen (die bestaan echt) maar één ding is zeker: mijn computer is een deel van mijzelf, in meerdere opzichten en ik ben een deel van hem. En zelfmoord heeft mij nooit een aantrekkelijk idee geleken.
Ik merk dat ik aan de 981 woorden zit. De overige kleurrijke vernielingen bewaar ik voor later, wie wat spaart die heeft wat.
Tot ziens mensen,
Mabel Amber
©MabelAmber®
Amsterdam 15-07-2012v