In het buurthuis met W. en E., na de rommelmarkt, ergens in de zero's. Napraten en de buit bekijken, koffie drinken, nieuwtjes uitwisselen, over W.’s kinderen en E.’s naderende pensionering en mijn eigen zin in iets anders - E. wijst op een flyer aan het prikbord in de gang: “Modellen gezocht voor schildercursus”.
“Ga poseren,” zegt ze, “Je weet wel, in je nakie op een zeepkist en een zootje ezels er omheen.”
Leek me een goed idee, ik had al een mobieltje dus het aanmelden ging in één adem door, en niet alleen dat, ik kon over drie dagen al beginnen.
De grote dag breekt aan. Ik zie meteen bij binnenkomst dat ik niet veroordeeld ben tot een zeepkist, inplaats daarvan staat een gerieflijke sofa klaar, het zootje ezels er omheen. De atelierbazin komt glimlachend naar me toe en wijst mij de kleedruimte, een hoekje van het toneel, deels achter het doek - we zijn hier in de zaal van het buurthuis waar ook toneelvoorstellingen worden gehouden - trapje op, door een spleet in het doek, uitkleden, een laatste blik in een hoge verweerde spiegel scheef tegen een kist geleund. Ik ben niet ontevreden over wat ik zie, integendeel, feliciteer mezelf met het “leuke effect”, trek mijn kamerjas aan en daal het trapje af in mijn nieuwe hoedanigheid van Muze voor deze tien schilders die zich al achter hun ezels bevinden, de kwasten in de hand. Met mijn mooiste glimlach begroet ik hen, laat de kamerjas van mijn schouders glijden en neem een bevallige pose aan op de sofa.
Nu moet ik vertellen dat ik in het geheel geen moeite had mezelf spiernaakt te etaleren ten overstaan van vreemden, ook niet op deze première. Eerstens door mijn naturistische opvoeding, in gewone woorden: mijn ouders waren naaktlopers en ten tweede omdat er een actrice in mij leeft, ik speel graag een rol, ergo, ik voelde mij in dit nieuwe beroep als een vis in het water.
“Wanneer je even wilt bewegen dan kan dat hoor,” zegt de atelierbazin geruststellend, “Als je maar wel terugkeert in exact dezelfde houding.” Ik knik.
De schilders beginnen. Er klinkt het vegen van kwasten over doek, gerinkel van houten stelen tegen waterglazen, uit overgrote tubes worden kleine likjes verf op paletten gespoten en het kacheltje om het model warm te houden snort vredig.
Maar ik zit ineens niet lekker, er gebeurt iets raars. Het gevoel werd sterker, alsof er iets broeit, ergens. Ik durf niet te kijken, alhoewel bewegen nu en dan is toegestaan, maar er bestaat natuurlijk verschil tussen een slapende arm of been even losschudden en nadrukkelijk een blik naar beneden werpen, want wat zou daar immers loos kunnen zijn, nietwaar? Ik krijg het enorm benauwd, de wens om even omlaag te kijken begint me te beheersen. Wat moet ik doen? Een voet gaat tintelen en een bil glijdt tergend langzaam van een kussentje af. De tijd verstrijkt, nu en dan loer ik vanuit mijn ooghoek naar de ronde wandklok schuin tegenover mij. Het is mij aan het begin gezegd dat deze pose drie kwartier zal duren. Ik maan mezelf tot kalmte, wat kan ik anders doen dan rustig in de pose te blijven, nietwaar, terwijl de onaangename sensatie in de schaamstreek almaar sterker wordt.
Langzaam dringt tot me door wat er aan de hand is, van binnen raak ik in paniek. Welke nare geest heeft mij dat “leuke effect” ingefluisterd! Ik had het kunnen weten, verdorie, je kunt toch op je tien vingers natellen dat zoiets fout gaat, sukkel die ik ben! Ik zal moeten opstaan om vervolgens af te gaan als een gieter, tenzij ik een manier kan bedenken om in mijn kamerjas te komen, al zittend. Maar...ik heb het ding over een stoeltje gehangen, een eindweegs van de sofa vandaan, zodat ik mezelf in mijn volle lengte moet verheffen en van daaruit minstens vier stappen zetten tot ik de veiligheid van mijn kamerjas heb bereikt. Ik zou aan een der schilders kunnen vragen of die het ding wil aanreiken maar heb een ingeroeste afkeer van prinsessen-gedrag. “Iets aan je handen?” zeg ik altijd tegen anderen, dus pak ik mijn eigen spullen ook zelf.
Iemand zegt dat de pose nog drie minuten zou duren, wat mij blij zou moeten stemmen, maar de situatie zijnde zoals hij is, klinkt de boodschap als een executie bevel. Met alle geestelijke kracht die ik in mij heb verdrijf ik de verwarring om dan een kloek besluit te nemen: gewoon gaan staan en er mee voor de draad komen. Ik neem dit innerlijke besluit en gelijk weerklinkt de stem van de bazin door het zaaltje: “Je mag eruit hoor!”
Ik verrijs. Waarschijnlijk heb ik veel weg van zulke, door oxidatie aangetaste bronzen beelden, met lange groene strepen langs hun benen waardoor ze een indruk wekken van onzindelijkheid. Eindelijk waag ik het naar beneden te kijken: mijn eigen onderdanen vertonen felroze strepen afkomstig van de instant-haarverf met dezelfde kleur, “Fluorescent Pink”, waarmee ik die ochtend mijn derde oksel heb behandeld voor het “leuke effect” en wat door de lichaamswarmte op zo’n ingeklemde plek is gaan smelten.
De schilders kijken verbaasd en eentje zegt: “Goh, zonde, het stond zo leuk, dat roze accent, daar.....”
Nooit weer gedaan, leuk of niet.
Amsterdam, 18 juli 2012
©MabelAmber®