Translate

maandag 24 september 2012

Weekend


In mijn studententijd werkte ik een jaartje bij een zetterij, een via via bijbaan. Toen ik er op af ging wist ik niet precies wat de werkzaamheden in hielden, alleen dat bloedje snel en foutloos typen de belangrijkste eisen waren.

De hoofdzetter, Hans heet hij, laat er geen gras over groeien, meteen na het kennismakingsgesprek word ik ingewerkt -  allereerst  vertelt hij mij hoe het IBM zetsysteem voor offsetdruk in elkaar steekt. Het voert te ver om een en ander hier gedetailleerd uit de doeken te doen, dus ik hou het kort: je typt platte tekst op een band die meeloopt met een speciale typemachine, voorziet hem tijdens het typen van gecodeerde zetaanwijzingen, vervolgens plaats je de band in het bandstation dat synchroniseert met een tweede machine, je klikt een bolletje, waarop het gehele toetsenbord van de schrijfmachine in reliëf is aangebracht, op deze machine II, draait er een rol papier in, drukt op start en in razend tempo wordt de tekst gereproduceerd in het font en lay-out zoals het er uit moet zien eenmaal gepubliceerd. Kind kan de was doen!  Het is wel zaak, zo drukt Hans mij op het hart, om de fontbol heel goed vast te klikken en het palletje secuur aan te drukken,  doe je dat niet dan kan het wegspringen – naar het schijnt heeft ooit iemand hier zo’n bolletje in zijn oog gekregen, met uiterst nadelig gevolg en ook moet je de rol papier in de gaten houden, want wanneer hij vastloopt kan de machine beschadigd raken, ook met zeer nadelig gevolg.  So far so good… en wat moet er nu eigenlijk worden getypt? Porno,  zachte porno, harde porno, keiharde porno,  porno met zwepen, porno voor gay, kortom, porno te kust en te keur, en… niet het minste: onder onze cliënten bevinden zich de populaire blaadjes de Candy en de Chick. Voila.

Het inwerken bestaat verder uit het typen van een proeftekst binnen een bepaalde tijd en foutloos.  Met de tijd zit het wel goed, toch slaag ik niet cum laude, er zitten drie fouten in op een totaal van 200 tekens (een tekst die trouwens geen onvertogen woord bevat). Hans vindt het wel OK en zo kan ik meteen beginnen, want er is geen tijd te verliezen – tussen neus en lippen door vertelt hij mij dat de huur van het IBM zetsysteem 4000 gulden per maand bedraagt en dat “wij” dit bedrag er minstens twee keer uit moeten krijgen.  Ik trek een paar A-viertjes naar me toe, verhaaltje voor de Chick, met de titel “Sex op het Spoor”, ga er goed voor zitten, voeten naast elkaar, rug kaarsrecht en tegen de rugleuning, onderarmen licht steunend op de bureaurand, handen recht naar voren, de ogen gericht op de tekst links, tussen de “Selectric” typemachine en bandstation in. En dan jaag ik de tieten, de piemel en de poes, het zuchten, het steunen en maar liefst zes climaxen, zich voltrekkend op het traject Amsterdam – Den Haag, onstuitbaar over het papier tot de trein het station binnen dendert, ik ga er bijna van mee hijgen. Zo werken we  aan de lopende band door, om in de beeldspraak te blijven – ik vul een tape met de geile, en niet zelden ranzige inhoud vanaf de stapel A-viertjes, soms in machineschrift, soms in slecht leesbaar handschrift, ik corrigeer het getypte en geef de tape aan Hans die machine II bemant. Na een uur wisselen we van plaats, hij gooit met ongelofelijke snelheid de obsceniteiten op de band en ik zit achter de afdrukmachine en kijk hoe het fontbolletje, ook in angstaanjagend tempo heen en weer ratelt en dezelfde schuttingvocabulaire achterlaat op het maagdelijke papier. Inspannend werk,  maar ik houd van typen dus dat scheelt en bovendien ben ik niet preuts uitgevallen, wat een bezwaar zou kunnen vormen wanneer driekwart van de tekst bestaat uit drieletterwoorden – een vereiste die mij niet eerder was verteld, de reden laat zich raden.

En zo verloopt mijn eerste maand als “assistente zetterij” -  mijn moeder vraagt of ik het een leuk baantje vind, en ik zeg van ja ( ze moet geweten hebben van de aard van de teksten, denk ik nu, anno 2012, al kan ik me geen ogenblik voor de geest halen waarop ik het haar vertel, vreemd.)  Mijn typsnelheid gaat omhoog, ik maak steeds minder fouten en begin nu ook oog te krijgen voor het verschil in niveau tussen de vele maaksels, die van copulaties op “spannende*  plekken gewagen,  van zweterige ontmoetingen in sauna’s en wilde orgieën in luxe hotelkamers omringd door spiegels en beschrijvingen van masturberende vrouwen te paard, gadegeslagen door de cowboys, om een paar voorbeelden te noemen.
Op een dag komt Hans aanzetten met een pocketboekje, hij legt het op mijn bureau en zegt: “Is haast bij. De banden moeten morgenochtend uiterlijk tien uur klaar zijn dus je zult vanavond door moeten werken, ik geef je de sleutel van de buitendeur om af te sluiten, red je dat?”
Ik kijk op de klok, die wijst twaalf uur aan, “Zal wel lukken,” zeg ik, en pak het boekje.
Het heet “Weekend Partners” - na enig bladeren blijkt dat het gaat om partnerruil in een sjieke villa met zwembad waar de hitsige partners zich wijden aan de vleselijke geneugten, in de villa, in de tuin en in het water. (Wat zou het leuk zijn om erbij te kunnen vertellen dat het 3 juli is en dus dezelfde datum een jaar later als waarop Brian Jones van de Rolling Stones verdronk in zijn zwembad maar helaas, de synchroniciteit is ons niet ter wille;  ‘t is november en naargeestig en koud. Dit terzijde.)

Aan de slag met “Weekend Partners”! Ik stort mij erop, een en al werklust, want ik zei al, typen vind ik leuk, om de een of andere reden brengt het mij, lichamelijk en geestelijk tot rust, al is dat laatste bij deze klus niet gewaarborgd: de tijd vliegt en ik begin iets van zenuwachtigheid te voelen,  vrees dat ik mij misschien op de klus heb verkeken.  Wanneer Hans naar huis gaat om vier uur, ben ik nog niet op de helft. Ik verbaas mij over de tekst waar mijn ogen overheen snellen: dingen waarvan ik mij afvraag hoe iemand ze kan verzinnen, even vermoed ik dat de hond er aan te pas komt, maar het blijft gelukkig bij “eerlijke” porno.
De duisternis kruipt de stad binnen, straatlantaarns floepen aan, de jongens van de tweede verdieping, waar litho’s worden vervaardigd, komen mij gedag zeggen op weg naar de buitendeur. Ik werk noest door,  al ben ik nu wel over de helft – gegeven het feit dat het tweede gedeelte nogal wat foto’s bevat, zijn de vooruitzichten, namelijk om toch nog rond middernacht thuis te komen, gunstig. In het boek is de avond eveneens gevallen, de weekend partners zijn aan het barbecueën geslagen, ze kluiven geroosterde pootjes af  en om te bewijzen dat zij toch niet helemaal tot een dierlijke  staat zijn afgedaald, voeren zij relatiegesprekken bij de rand van het zwembad.
Wanneer de eerste band vol is, begin ik toch echt heel moe te worden. Ik heb de broodjes gegeten die Hans voor me had laten aanrukken uit een cafetaria een paar straten verderop en daarbij drink ik water, tijd om thee te zetten in het keukentje gun ik mezelf niet. Tussen mijn schouders komt  een zeurende pijn op zetten, mijn polsen voelen raar aan, de rechtervoet slaapt en ik ben het gerotzooi van het wellustige viertal helemaal zat. Mijn ogen lezen de tekst niet meer, ze registeren de letters en de leestekens alleen nog.

Maar eindelijk, eindelijk is de klus geklaard, de laatste zin staat op de band en al sla je me dood, ik zou niet weten hoe het afloopt,  letters, komma’s en punten, dat is alles wat ik heb gezien. Mijn hoofd is zwaar, mijn rug lijkt gebroken. Ik kijk op de klok, half twaalf (drie kwartier fietsen naar mijn kamer in de Duivendrechtse Kloosterstraat ) - haal de laatst volgetypte band uit het bandstation, pak de andere band van mijn bureau,  zet de machine uit, leg het boek en de banden bovenop de klep van machine II, trek mijn jas aan, pak mijn tas en de sleutel, verlaat het pand en sluit de buitendeur af. Wanneer ik bij mijn fiets sta valt me in dat ik niet heb gecontroleerd of de band de tekst wel heeft gepakt, een routine handeling waar Hans altijd enorm op hamert, en die je na het intypen van de eerste regel moet uitvoeren, alvorens verder te gaan. Het zal wel in orde zijn, maar toch ga ik terug.
Eerst band I checken, als hij de eerste zin heeft gepakt is de rest ook OK . Ik klik een fontbolletje  op de afdruk machine, trek papier om de rol en druk de startknop in. De zinnen die op het wit verschijnen herken ik als het begin van… het tweede deel. Hoe kan dat? Met trillende vingers reik ik naar band II, ik herhaal het ritueel, gespannen kijk ik hoe de letters door het bolletje worden opgehoest. Maar er staan zinnen van een heel ander verhaal, vorige week al afgeleverd. De waarheid dringt tot me door. Kennelijk heb ik het tweede deel van het boek over het eerste deel heen getypt, wat zonder bezwaar mogelijk is, want de banden wissen vanzelf de oude tekst onder de nieuwe. Hoe heeft dit in vredesnaam kunnen gebeuren… een vraag waar ik geen antwoord op verwacht.  Het wordt zwart voor mijn ogen, ik haal diep adem om niet van mijn stokje te gaan. Mijn koortsige brein reikt naar oplossingen – daarbij schiet me te binnen dat er op de litho afdeling ergens in een hoek een oude sofa staat -  Hans is altijd  het eerste binnen, om half negen – het cafetaria, twee minuten fietsen van hieruit, opent zijn deuren om half acht. OK, mijn plan is getrokken. Band in machine I, (gecontroleerd!), rug kaarsrecht en tegen de rugleuning, voeten naast elkaar, armen en handen in de juiste houding en gaan met die banaan, “Weekend Partners” Deel I in de herhaling.

De  volgende ochtend, het is even voor half acht, verwijder ik zorgvuldig alle sporen van mijn overnachting op de sofa,  sluit af en begeef mij naar het cafetaria.  Bij de toonbank bestel ik een kop zwarte koffie en een broodje. Achter mij zegt iemand:
 “Zo, ben jij een eindje uit de route? “
Ik kijk om, het is de Hans, net binnengekomen. Hij werpt een blik op mijn kleine oogjes, de diepe donkere kringen eronder en zegt:
“Ga jij maar naar huis, ik heb vandaag niets meer aan je… prettig weekend.”

Amsterdam, 23 september